Brief summary
The verdict of arbitrators in the dispute of the abbot and convent of Kloosterrade with Gerard van Scherwier over the court of Laar; the abbot and convent agree to the verdict and declare to have received the sum agreed on.
Latin text of the charter
Nos Conradus Dei permissione abbas monasterii Rodensis Leodiensis diocesis et Gerardus de Scherringere laicus notum facimus universis presentes litteras inspecturis quod, cum inter nos . . abbatem et ecclesiam nostram ex parte una et me Gerardum predictum ex altera super curte de Lare et eius appendiciis orta esset materia questionis coram diversis iudicibus auctoritate apostolica delegatis, nos tandem proborum virorum usi consilio in viros discretos Arnoldum cantorem ecclesie Sancti Servacii Traiectensis, . . custodem et . . cellerarium predicti monasterii Rodensis, Adam de Nutta et Macharium de Scherringere milites tamquam in arbitros, arbitratores seu amicabiles conpositores conpromisimus sub hac forma videlicet quod, quicquid predicti arbitri, arbitratores seu amicabiles compositores iuris ordine servato vel non servato statuerint, ordinaverint vel decreverint infra Nativitatem Domini proximo venturam, sub pena viginti marcarum prestita fide corporali parti arbitrium observanti a parte ab arbitrio resiliente solvendarum, tenebimur inviolabiliter observare et in defectum solutionis pecunie seu pene predicte Aquis intrare, inde nunquam exituri donec pecunia seu pena predicta integraliter fuerit persoluta. Actum et datum apud Traiectum, in ecclesia Sancti Servatii, presentibus predictis arbitris et Henrico de Tuemberg et Godenola de Palude et aliis clericis et laicis, anno Domini Mo CCo LXo secundo, mense augusti.
Nos vero arbitri, arbitratores seu amicabiles compositores supradicti suscepto in nobis arbitrio supradicto arbitrando seu componendo inter partes predictas in nomine Domini pronunciamus dictam curtim de Lare cum eius appendiciis ad dictum Gerardum et suos successores in perpetuum iure hereditario debere pertinere seu eorum esse ab impetitione . . abbatis et conventus necnon et omnium aliorum, qui ratione monasterii seu ecclesie Rodensis sibi ius possent in eadem curte vendicare, ipsum Gerardum et suos successores perpetualiter absolventes, ita tamen quod dictus Gerardus et sui successores dictam curtim iure feodali perpetuo tenebunt et possidebunt et pro requisitione dicti feodi unam marcam persolvent ex obitu decedentis seu requisitione dictum feodum recipientis; nec dictus . . abbas seu ecclesia vel eorum successores plus petere poterunt nec ipsi plus solvere tenebuntur; dictus quoque Gerardus dictis . . abbati et conventui quadraginta duas marcas propter pacem et perpetuam concordiam infra dies Nativitatis Domini proximo instantis persolvet in utilitatem monasterii predicti ab . . abbate et conventu supradictis ex nostro arbitrio convertendas. Actum et datum anno et mense ut supra.
Nos vero . . abbas et conventus monasterii Rodensis supradicti confitemur et presentibus litteris publice protestamur nos omnibus et singulis predictis consentire et consensisse expresse et arbitrium emologatum esse ac predictas quadraginta duas marcas Aquensis monete recepisse, numerasse et in utilitatem evidentem ecclesie nostre convertisse, renunciantes omni exceptioni pecunie non date, non numerate, non tradite, non solute et auctentice hoc ius porrectum et, ne possimus dicere dictam pecuniam in utilitatem ecclesie nostre non esse conversam, et exceptioni doli et in factum actioni ac omni iuris auxilio et exceptioni reali et personali, loci et temporis, facti et iuris tam canonici quam civilis, et omnibus aliis exceptionibus, que contra hoc instrumentum vel factum possent obici vel aduci et que dicto Gerardo et suis successoribus possint nocere et nobis prodesse; promittentes eisdem legitimam garandiam et securum munimen.
Testes huius facti sunt hii: Theodericus prior, Henricus custos, Balduinus, Ywanus, Ywanus, Macharius, Iohannes, Anselmus, Oliuerus, Lodewicus, Theodericus, Willelmus, Henricus, Theodericus de Bunna, Symon, Walewinus, Iohannes, Winricus, Iohannes, Gerardus, Walterus, Godefridus, Cono, Godefridus, Symon, Thomas, Severinus, Hermannus, Hermannus, Petrus, Theodericus, Theodericus, Guntardus, Godefridus, Conradus, Willelmus, Willelmus, Lambertus, Adam, Henricus, Wiricus, Godefridus canonici monasterii predicti; de fidelibus vero monasterii: Nicholaus de Anstele, Willelmus de Minuclerade, Theodericus de Eyghelsoighe, Godefridus de Veteri Curte et alii quamplures.
In quorum omnium premissorum testimonium et munimen nos Conradus abbas monasterii Rodensis predicti sigillum nostrum et ecclesie nostre unacum sigillis ecclesie de Sinke et arbitrorum predictorum duximus apponendum. Nos Adam de Nutta et Macharius de Scherringere milites, arbitri, quia sigilla propria non habuimus, sigillo curie Coloniensis usi sumus. Nos vero Walramus dux Lemburgensis in signum consensus predictorum ad preces dictorum . . abbatis et conventus sigillum nostrum duximus apponendum pagine suprascripte.
Actum et datum anno Domini Mo CCo LXa secundo, mense septembri, domino Henrico Leodiensi episcopo, Walleramo duce Lemburgensi et Theoderico domino de Valkenburg viventibus et regentibus.
Dutch translation
Koenraad, abt van Kloosterrade, en Gerard van Scherwier maken bekend dat tussen hen bij verschillende rechters met apostolisch gezag een geschil is ontstaan over de hof Laar met zijn aanhorigheden. Uiteindelijk hebben zij afgesproken gebruik te maken van het oordeel van wijze mannen als scheidslieden, namelijk Arnold, voorzanger van de St.-Servaaskerk te Maastricht, de koster en de keldermeester van Kloosterrade, en de ridders Adam van Nuth en Macharius van Scherwier. Zij hebben beloofd de uitspraken van deze scheidslieden, die binnen Kerstmis eerstkomend uitspraak doen, onverbrekelijk in acht te nemen op straffe van twintig mark, te betalen aan de partij die het oordeel in acht neemt door de partij die ervan afwijkt. Bij het uitblijven van betaling of van de afgesproken boete moet men Aken binnentreden en mag men daar niet weggaan vooraleer het geld of de boete geheel is betaald. Gedaan en gegeven in de St.-Servaaskerk te Maastricht, in bijzijn van de genoemde scheidslieden en van Hendrik van Tomberg en Godenola de Palude, en andere geestelijken en leken, in de maand augustus 1262.
De scheidslieden hebben uitgesproken dat de hof Laar met zijn aanhorigheden voor eeuwig erfrechtelijk aan Gerard en aan zijn erfgenamen toebehoort, vrij van de vordering van de abt, het convent of van ieder ander die namens het klooster of de kerk van Rode voor zich een recht zou kunnen opeisen in deze hof. Gerard en zijn erfgenamen zullen deze hof eeuwig leenrechtelijk bezitten en voor het verkrijgen van het leen vanwege overlijden of het opeisen door een rechtsopvolger één mark betalen. De abt of zijn kerk of hun opvolgers zullen daarvoor niet meer kunnen vragen en Gerard en zijn erfgenamen zijn niet gehouden meer te betalen. Gerard moet vóór Kerstmis eerstkomend aan abt en convent tweeënveertig mark betalen omwille van de vrede en eeuwige eensgezindheid en dit bedrag moet door abt en convent worden aangewend ten behoeve van het klooster op grond van de uitspraak. Dit is gedaan en gegeven in hetzelfde jaar en dezelfde maand als boven.
Abt en convent van Kloosterrade hebben ingestemd met de uitspraak van de scheidslieden en verklaren dat zij de tweeënveertig mark Akens hebben ontvangen en aangewend voor de kerk van de abdij, en dat ze afstand doen van ieder verweer, zowel canoniek- als civielrechtelijk, en van alle andere verweren die tegen deze oorkonde of dit feit zouden kunnen worden opgeworpen of aangevoerd en die Gerard of zijn rechtsopvolgers zouden kunnen schaden en tot voordeel van de abdij zouden kunnen strekken, en zij beloven hen een wettige garantie en veilige bescherming.
Als getuigen waren aanwezig: Diederik, prior, Hendrik, koster, Boudewijn, Iwan, Iwan, Macharius, Jan, Anselm, Olivier, Lodewijk, Diederik, Willem, Hendrik, Diederik van Bonn, Simon, Walewein, Jan, Winrik, Jan, Gerard, Walter, Godfried, Cuno, Godfried, Simon, Thomas, Severinus, Herman, Herman, Pieter, Diederik, Diederik, Gunther, Godfried, Koenraad, Willem, Willem, Lambert, Adam, Hendrik, Winrik, Godfried, kanunniken van Rode; van de gelovigen van het klooster waren aanwezig: Nicolaas van Anstel, Willem van Minuclerade, Diederik van Eygelshoven, Godfried de Vetus Curtis en vele anderen.
Koenraad, abt, en het convent hebben bezegeld, evenals het convent van Sinnich en de voornoemde scheidslieden (Arnold, voorzanger van de St.-Servaaskerk te Maastricht, de koster en de keldermeester van Kloosterrade). Omdat de scheidslieden Adam van Nuth en Macharius van Scherwier geen eigen zegel hebben, hebben zij het zegel van het Keulse hof gebruikt. Voorts heeft Walram, hertog van Limburg, bezegeld op verzoek van de abt en het convent.
Gedaan en gegeven in september 1262.
Nadere toelichting
Lees meerDe uitspraak van scheidslieden in het geschil van abt en convent van Kloosterrade met Gerard van Scherwier over de hof Laar; abt en convent stemmen in met de uitspraak en verklaren het bedrag van 42 mark Akens ontvangen te hebben.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.D004, archief abdij Kloosterrade, inv. nr. 995.
Uitgave
a. Polak en Dijkhof, Oorkondenboek Kloosterrade, 222-224, nr. 119, naar A.
partners
donors