Brief summary
Roman King Henry V renews and confirms, through the intervention of Adelbert, his chancellor and provost of St. Servaas Church in Maastricht, and at the request of the canons, the rules of law previously put in writing as well as the exchange of two hooves at Maastricht, made c. 1076 by his father, Emperor Henry IV.
Latin text of the charter
(C) In nomine sancte et individue Trinitatis.
Heinricus, Dei gratia quintus Romanorum rex.
Notum sit universis ęcclesię catholicę filiis qualiter interventu fidelis nostri Adelberti, cancellarii et prepositi ęcclesię Sancti Seruatii in Traiecto, et communi peticione fratrum eiusdem ęcclesię asscriptas leges, antiquissimo tempore eidem ęcclesię traditas, in medium productas recepimus, postmodum coram multis principibus regni nostri et legittime renovandas in perpetuo corroborandas regia auctoritate decrevimus. Sunt autem hę:
(1) Si quis rusticus aliquam angariam prepositi ęcclesię vel fratrum de villa prosecutus fuerit, nullum forense iudicium sustinebit, sed etiam si reus fuerit, quamdiu in predictis ęclesię prepositi vel canonicorum detinetur obsequiis, eundo et redeundo* cum suis omnibus liber erit.
(2) Item si aliquis ministerialis prepositi famulus qui de familia ęccclesię fuerit vel beneficium ęcclesię de manu prepositi habuerit, sive apud villas sive in Traiecto manens, vel si alicuius canonici serviens proprius vel precio conductus, qui in cotidiana sua familia et in convictu suo sit, aliquid in civitate peccaverit, nullum forense iudicium sustinebit nisi publicus mercator fuerit. Sed si prepositi ministerialis fuerit in domo sua, si vero alicuius canonici serviens fuerit in refectorio Sancti Servatii forensi potestati vel cuicumque reus fuerit, domini sui conductu cuius cliens est, iudicio parium suorum claustralium servientium satisfaciet.
(3) Item si quis de convictu alicuius canonici vel clerici non fuerit, sed beneficium ab eo habuerit et homo eius fuerit et de villa servitii vel visitacionis gratia ad eum venerit, eundo et redeundo ab omni iure civili liber erit. Et si proclamatio in eum exorta fuerit, domini sui conductu* iudicio parium suorum satisfaciet proclamantibus.
(4) Villici ęcclesię et omnes officiales ministri de villis eorum et officiales ministri, scilicet pistores, coci, cellerarii, bretzedarius, campanarii et cęteri claustrales ministri, ab omni iure forensi et civili liberi erunt et in se proclamantibus conductu domini vel magistri sui satisfacient.
(5) Item cives in Traiecto qui curtilia fratrum vel molendina vel alias terras infra bannum eiusdem loci possident, si constitutis terminis censum dare neglexerint vel presumpserint, vocati a camerario in capitolium ubi investiri solent, ipsi coram fratribus de negligentia et presumptione iudicio parium suorum satisfaciant. Quod si satisfacere noluerint, terra quam possident ibidem eis abiudicetur. Si vero postquam abiudicata fuerit* eam per violentiam obtinere voluerint, querimonia de rebellione fiet coram iudicibus villę et ipsi inde eis pacem facient. Furta et pugnę, si in domo alicuius canonici contigerint, ipse dominus domus cum cęteris canonicis inde diudicet. Si infra officinas interioris claustri contigerint, decanus, si infra ęcclesiam aut atrium, inde prepositus iudicium faciet. Iudex autem villę nichil eorum quę infra emunitatem claustri vel atrii vel ęcclesię contigerint, iudicet neque in festo sancti Servatiif a mercatoribus infra emunitatem theloneum exiget vel aliquam iusticiam faciet.
(6) * Si quis suburbanus clericus domum hereditariam habuerit vel emerit et in eadem manserit, liberam ab omni iure civili obtineat.
(7) * Si quis clericum vulneraverit et ve[rb]eraverit*, synodali censura iudicetur. * Si* negaverit*, summo iudi[c]io se ex[p]urget.
Preterea peti[cione] ips[iu]s predicti cancellarii et fratrum ęcclesię peticione quandam commuta[tionem] d[uorum c]u[r]til[ium, triginta tri]bus an[n]is [a]n[t]e suscep[cio]nem regni nostri tempore patris nostri imperatoris factam, [a]mplius stabilem fore [dec]revimus: curtile quidem illud quod regię potestati pro alio in commutationem datum est, ad censum IIIIor solvit denarios; curtile vero illud quod de fisco regio datum est fratribus in commutati[o]nem, II [s]ol[vi]t den[a]r[i]os et est situm ad exitum claustri versus plateam quę ducit ad fluvium [Y]ecoram, habens in se domum fundatam cuius tercia pars in emunitate claustri consistit; curtile eti[a]m illud quod a fratribus in r[e]gi[um] f[iscum] datum est, in eadem etiam platea constat.
Et ut hec omnia tam in legum traditione et corroboratione et curtilium commutatione perpetuo stabilia et [in]convulsa permaneant,* hanc cartam inde conscribi fecimus et manu propria, ut subtus cernitur, corroborantes sigilli nostri impressione iussimus insigniri.
Signum domini Heinrici, quinti (M) regis Romanorvm.
Ego Adelbertvs, cancellarius, vice Rothardi, archicancellarii, recognovik.
Anno dominicę incarnationis M C VIIII, indictione II, anno autem domni Heinrici, quinti Romanorum regis, regni IIIIto.
Data*, actumm* feliciter in nomine Domini.
Dutch translation
Rooms-koning Hendrik V maakt bekend dat hij door tussenkomst van zijn getrouwe Adelbert, kanselier en proost van de Sint-Servaaskerk te Maastricht, en op gezamenlijk verzoek van de broeders van die kerk de op schrift gestelde rechtsregels heeft ontvangen die lang geleden aan de kerk zijn overgedragen, nadat ze beschikbaar waren gesteld. Vervolgens heeft hij besloten die met zijn koninklijk gezag voor altijd te bekrachtigen ten overstaan van vele vorsten van zijn rijk en omdat ze op wettelijke wijze vernieuwd moesten worden. Het zijn de volgende regels:
(1) Indien een boer een transportdienst voor de proost of voor de broeders vanuit een dorp heeft verricht, zal hij geen enkel vreemd oordeel ondergaan; maar zelfs als hij gedaagde is geweest, zal hij vrij zijn om te komen en te gaan met al de zijnen zolang hij met die diensten voor de proost of de kanunniken bezig is.
(2) Indien een ministeriaal van de proost die deel uitmaakt van de familia van de kerk of uit de hand van de proost een leen van de kerk heeft gehad of verblijft in de dorpen of in Maastricht, of een eigen of ingehuurde dienaar van een kanunnik die bij zijn dagelijkse familie en in zijn huishouden verblijft, iets in de stad heeft misdaan, dan zal hij geen enkel vreemd oordeel ondergaan, behalve als hij openbaar koopman is geweest. Indien hij echter als ministeriaal van de proost in zijn huis of als dienaar van een kanunnik in de refter van Sint-Servaas voor een vreemde macht of voor wie dan ook gedaagd is, zal hij onder geleide van de heer van wie hij afhankelijk is, overeenkomstig het oordeel van aan hem gelijke claustrale dienaren genoegdoening verschaffen.
(3) Indien iemand geen deel heeft uitgemaakt van het huishouden van een kanunnik of een clericus, maar een leen van hem heeft gehad en zijn vazal is geweest en vanwege de dienst of voor een bezoek vanuit het dorp naar hem toe is gekomen, dan zal hij bij het komen en gaan vrij zijn van elk burgerlijk recht. Indien er een aanklacht tegen hem is, zal hij onder geleide van zijn heer overeenkomstig het oordeel van zijn gelijken genoegdoening verschaffen aan de aanklagers.
(4) De meiers van de kerk en alle dienstmannen uit hun dorpen, en de dienstmannen zoals bakkers, koks, keldermeesters, brouwer, klokkenluiders en de overige claustrale dienstmannen, zullen vrij zijn van elk vreemd en burgerlijk recht en aan de klachten onder geleide van hun heer of meester genoegdoening verschaffen.
(5) Indien burgers van Maastricht die hoeven van de broeders of molens of andere gronden binnen het rechtsgebied van die plaats bezitten binnen de vastgestelde termijnen hebben verzuimd cijns te betalen of dat van plan waren, worden zij door de beheerder van de financiën opgeroepen in de kapittelzaal waar zij in het bezit van die goederen plegen te worden gesteld, om ten overstaan van de broeders ten aanzien van dit verzuim genoegdoening te verschaffen overeenkomstig het oordeel van hun gelijken. Indien zij daaraan niet hebben willen voldoen, zal hun de grond die zij daar bezitten worden afgenomen. Indien zij die afgenomen grond echter met geweld hebben willen terugnemen, zal er een aanklacht wegens weerstand worden ingediend bij de rechters van de stad, die daarover vrede zullen maken. Indien diefstallen en gewelddaden hebben plaatsgevonden in het huis van een kanunnik, zal de heer des huizes daarover samen met de overige kanunniken oordelen. Indien die diefstallen en gewelddaden binnen de dienstruimten van het claustrum hebben plaatsgevonden, zal de deken daarover een oordeel vellen; indien die binnen de kerk of het kerkhof hebben plaatsgevonden, zal de proost dit doen. De rechter van Maastricht zal echter over niets oordelen wat binnen de immuniteit van het claustrum heeft plaatsgevonden, noch zal hij tijdens het feest van Sint-Servaas van de kooplieden binnen de immuniteit tol heffen of een of andere rechtszaak aanspannen.
(6) Indien een clericus die in de voorstad woont een erfelijk huis heeft of koopt en daarin woont, dan mag hij dat vrij van elk burgerlijk recht bezitten.
(7) Indien iemand een clericus heeft verwond of geslagen, zal hij door de kerkelijke rechtspraak worden beoordeeld. Indien hij heeft ontkend, zal hij zich zuiveren voor de hoogste rechtbank.
Rooms-koning Hendrik heeft bovendien besloten op verzoek van kanselier Adelbert en de broeders van de Sint-Servaaskerk dat de door het rijk aangegane ruil van twee hoeven die drieëndertig jaar geleden gedaan is ten tijde van zijn vader, de keizer, bestendiger moet zijn: de hoeve die in ruil aan de koninklijke macht is afgestaan, betaalt een cijns van vier penning; de hoeve die uit het koninklijk domein in ruil aan de broeders is afgestaan, betaalt twee penning en is gelegen aan het einde van het slot in de richting van de straat die naar de Jeker leidt, met daarbinnen een huis waarvan een derde deel binnen de immuniteit van het slot staat; de hoeve die door de broeders aan het koninklijk domein is afgestaan, is gelegen in dezelfde straat.
Opdat alles, zowel met betrekking tot de overlevering en bekrachtiging van de rechtsregels als ten aanzien van de ruil van hoeven, eeuwig bestendig en onaangetast blijft, heeft Hendrik deze oorkonde eigenhandig bekrachtigd door het indrukken van zijn zegel.
Ondertekening door rooms-koning Hendrik V.
Adelbert, kanselier, heeft de echtheid bevestigd uit naam van Rothard, aartskanselier.
Gegeven in 1109.
Nadere toelichting
Lees meerRooms-koning Hendrik V vernieuwt en bevestigt door tussenkomst van Adelbert, zijn kanselier en proost van de Sint-Servaaskerk te Maastricht, en op verzoek van de kanunniken de eerder op schrift gestelde rechtsregels alsmede de ruil van twee hoeven te Maastricht, ca. 1076 gedaan door zijn vader, keizer Hendrik IV.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 43. Beschadigd met tekstverlies.
Bezegeling: één opgedrukt zegel, dat aangekondigd is, namelijk: S1 van rooms-koning Hendrik V, van witte was, beschadigd. Voor een beschrijving en afbeelding van S1, zie Venner, ‘Zegels’, nr. 42.
Afschriften
[B]. 1218 juni 10, niet voorhanden, maar bekend uit C, vidimus door Otto van Everstein, proost van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht, naar A. – C. 1268 september 22, Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 48, vidimus door rooms-koning Richard van Cornwall, naar A. – D. eind 13e eeuw, Ibidem, idem, inv. nr. 10 (cartularium) = [Liber privilegiorum], fol. 13v-14r (= nieuwe fol. 30v-31r), nr. 25, naar A. – E. 15e eeuw, Ibidem, toegangsnr. 14.B001, archief kapittel van Onze Lieve Vrouw te Maastricht, 1096-1796, inv. nr. 31 (cartularium), fol. 181r-182r, onder de rubriek: Item tenores omnium et singulorum exhiborum sequuntur per ordinem in hunc modum et sunt tales, en onder caput: Item tenores litterarum imperialium felicis recordationis domini Heynrici, Romanorum regis quinti, sigillo quondam confundo et leso in quo ymago imperatoris in dextera ceptrum regale, in sinistra vero pommum imperiale cum cruce superposita gestantur, sana et integra habebantur in margine inferiori ipsarum litterarum affixo sigillatarum et bullatarum atque signo quodam quadrato lineationibus et pluribus caracteribus composito dulsis etiam subtus caracteribus expressis signatarum sequuntur et sunt tales, naar A. – F. 1640, Ibidem, toegangsnr. 14.B002A, archief kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, 1062-1797, inv. nr. 1741 (cartularium) = Liber sive regestum originis ecclesie Sancti Seruatii Traiec[tensis] illiusque privilegiorum, donationum ac iurium ex originalibus et libro chartarum manu Ioannis Choris, receptoris capituli, descriptorum, p. 14-16, onder de rubriek: 10, Privilegium Henrici imperatoris pro immunitate officiatorum, naar A. – G. vóór 1768, Ibidem, toegangsnr. 22.001A, Handschriftencollectie (voormalig) Gemeentearchief Maastricht, 14de-20ste eeuw, inv. nr. 199a (cartularium) = Diplomata Trajectensia de anno 800 ad 1399, p. 109-111, onder de rubriek: Diploma Henrici quinti, Romanorum regis, quo declarat prepositam, decanum et capitulum omnes habere iurisdictiones, seclusis omnibus presentibus iudicibus, tam in eorum domibus claustris viis quam in templo et atriis, et quo modo hi eorum iurisdictiones exercere debeant, datum indictione secunda anni 1108 (verbeterd uit 1109), gewaarmerkt afschrift door G.J. Lenarts, stadssecretaris van Maastricht, naar A. – H. vóór 1768, Ibidem, idem, p. 245-247, onder de rubriek: Otto, prepositus Aquensis, declarat se vidisse integras et non cancellatas litteras Henrici quarti, Romanorum regis, quibus dat ministris ecclesie Sancti Servatii exemptionem et immunitatem, videlicet coco, pistori, bracedario et campanariis, in octavis Pentecostes 1218, naar [B].
Uitgaven
a. Böhmer, Acta imperii selecta, 69-71, nr. 75 (zie ook daar voor oudere edities), naar A. – b. Waitz, Urkunden zur Deutschen Verfassungsgeschichte, 18-25, nr. 8, naar a.– c. Van de Kieft, ‘Recueil’, 427-429, nr. 17 (onvolledig), naar A. – d. Thiel, Die Urkunden Heinrichs V. und der Königin Mathilde, nr. 283, naar b. – e. Hackeng, Het middeleeuwse grondbezit, 310-311, nr. 96b (onvolledig), naar d.
Regesten
Zie uitgave a, alsmede DiBe ID 6930.
Lokalisering
Ten aanzien van de lokalisering van de twee hoeven te Maastricht, zie Hackeng, Het middeleeuwse grondbezit, 210-211, alsmede 719, kaart 31.
Echtheid en ontstaan
Böhmer, Acta imperii selecta, 70-71, diskwalificeert onderhavige oorkonde op basis van een aantal uiterlijke kenmerken, zonder het stuk expliciet een falsum te noemen. Opvallend is volgens hem dat de tekst rondom de van boven naar onder lopende vouwen is geschreven, zoals bij de oorkonden van Sint-Servaas d.d. 21 september 1062 en d.d. 1087 (zie Collectie Sint-Servaas, nrs. 1 en 2). Ook wijst hij op de lege ruimte na ‘Data’ en ‘Actum’, waarna de dagtekening en de plaatsnaam ontbreken, en op het ontbrekende ‘Amen’.
Niermeyer, Onderzoekingen, 172-179, noemt deze oorkonde in navolging van Böhmer een schijnorigineel. Hij wijst o.m. op het ongebruikelijke formaat van het perkament dat ongeveer anderhalf maal zo breed als hoog is, de vreemde positie van de signum- en recognitieregel ten opzichte van elkaar, de uitsparing van de drie laatste regels van de context ten behoeve van het zegel dat uiterst rechts in de hoek is aangebracht, en de onevenredig opengelaten ruimte na ‘Datum’ en ‘Actum’, waar de bijbehorende gegevens ontbreken.
Niermeyer, o.c., 200 en 223, stelt dat onderhavige oorkonde is geschreven door degene die ook de in zijn ogen vervalste oorkonde uit 1062 vervaardigde. Paleografisch onderzoek heeft echter uitgewezen dat van gelijkhandigheid geen sprake is (zie ook hiervoor nr. 1). Tevens stelt hij dat deze schrijfhand ook de twee pauselijke falsa voor het aartsbisdom Hamburg uit 885 en 912/913 mundeerde (voor een editie, zie Curschmann, Die älteren Papsturkunden, 29-30, nr. 8 en 36-37, nr. 13; specifiek ten aanzien van de schrijfgroep waartoe deze falsa behoren, zie Curschmann, o.c., 124-126) en dat deze schrijfhand enige kenmerken bezit die teruggaan op een door Hand L geschreven oorkonde van de bisschop van Luik (voor Hand L, zie Niermeyer, o.c., 188). Met de identificatie door Niermeyer is evenwel voorzichtigheid geboden, zoals ook blijkt uit zijn observaties ten aanzien van de door Hand O geschreven bisschopsoorkonde uit 1151 voor Kloosterrade (zie Polak en Dijkhof, Oorkondenboek Kloosterrade, 61). Wel terecht is zijn signalering van de opmerkelijke opmaakkenmerken met rondom de van boven naar onder lopende vouwen geschreven tekst in zowel de onderhavige oorkonde uit 1109 als in de twee pauselijke falsa voor Hamburg.
Op basis van paleografisch onderzoek aan de hand van een afbeelding van deze pauselijke oorkonden kan voorlopig worden geconcludeerd dat de scriptor van onderhavige oorkonde hoogstwaarschijnlijk dezelfde is als die van de twee pauselijke falsa. Nader onderzoek te Hannover ten behoeve van de handidentificatie door middel van metingen van hellingshoeken, schrijfhoeken etc. is evenwel gewenst.
Wat het zegel betreft concludeert Niermeyer onder verwijzing naar Posse, Siegel Kaiser 1, Tafel 19, 1, dat dit niet overeenstemt met het echte koningszegel van Hendrik V. Het zegel aan onderhavige oorkonde heeft namelijk op de troon aan weerszijden de rolronde uiteinden van een kussen, mogelijk eindigend in twee dierenkoppen. Deze elementen, die wel op de twee keizerszegels van Hendrik V staan, ontbreken echter op het echte koningszegel. Op basis van dit afwijkend zegelbeeld concludeert Niermeyer dat het zegel aan onderhavige oorkonde onecht is en vermoedelijk naar een keizerszegel van Hendrik V is nagebootst. Zijn bevindingen zijn door de huidige fragmentarische staat van de bezegeling niet meer te verifiëren.
Ten aanzien van het dictaat signaleert Niermeyer, o.c., 180-181, het volgende: 1. een sterke dictaatverwantschap met een oorkonde van Hendrik V voor Luik d.d. 23 december 1107 (= Stumpf-Brentano, o.c., nr. 3021; voor een editie, zie Waitz, Urkunden zur Deutschen Verfassungsgeschichte, 18-25, nr. 7); 2. de ontlening van de passage over de interventie van de proost van het Sint-Servaaskapittel aan een in afschrift overgeleverde oorkonde uit ca. 1109 van Hendrik V voor het Sint-Servaaskapitttel (= Stumpf-Brentano, o.c. nr. 3215; voor een editie, zie Thiel, Die Urkunden Heinrichs V. und der Königin Mathilde, nr. 41); 3. een afwijkende corroboratio en de ontbrekende getuigenlijst in vergelijking met de oorkonde van Hendrik V d.d. 23 december 1107, maar overeenkomst in de corroboratio met de bewoordingen die in de kanselarij van Hendrik IV gebruikelijk waren, meer bepaald in een oorkonde van Hendrik IV voor het bisdom Halberstadt d.d. 1063 augustus 20 (= Stumpf-Brentano, o.c., nr. 2628; voor een editie, zie Böhmer, Acta imperii selecta, 59, nr. 61) en de in zijn ogen vervalste oorkonde d.d. 1062 (zie Collectie Sint-Servaas, nr. 1).
De oorkonde d.d. 1107 december 23 is zonder enige twijfel als vooroorkonde gebruikt voor de redactio van onderhavige oorkonde. De ontlening van de passage over de interventie van de proost is echter niet specifiek voor de oorkonde uit ca. 1109, maar komt ook al voor in een oorkonde van Hendrik V d.d. 1106 februari 14 (voor een editie, zie Böhmer, Acta imperii selecta, 67-68, nr. 72), waar de woordkeuze ‘interventu’ zelfs nauwer aansluit dan in de oorkonde uit 1107 met ‘peticione’. In de corroboratio wordt teruggegrepen op de in de dispositio vermelde ruil van de twee hoeven, die ca. 1076 is verricht door Hendrik IV. Deze corroboratio wijkt inderdaad af van die in de oorkonden van Hendrik V en vertoont sterke overeenkomst met de bewoordingen in de oorkonden van Hendrik IV, in het bijzonder met de oorkonde uit 1062.
Niermeyer concludeert dat het falsum uit 1109 ‘zich onmiddellijk afhankelijk toont’ van de oorkonde uit 1107 voor Luik, die is uitgebreid en gewijzigd. Hierbij heeft de oorkonde d.d. 23 december 1107, die slechts via afschriften in een geïnterpoleerde versie is overgeleverd (met name in de artikelen 3 en 5), als basis gediend voor de onderhavige oorkonde uit 1109, zie Niermeyer, o.c., 162-165. In zijn slotconclusie poneert hij de stelling dat het falsum uit 1109 tot een groep Maastrichtse falsa behoort die zijn ontstaan ná 1146 en vermoedelijk omstreeks 1160.
Van de Kieft, ‘Recueil’, 427-429, neemt ten aanzien van onderhavige oorkonde de visie van Niermeyer over. Volgens Hausmann, Reichskanzlei, 17, noot 4, is de oorkonde uit 1109 een falsum uit de latere twaalfde eeuw. Het stuk is volgens hem ook niet geredigeerd en/of geschreven door één van de notarii van Hendrik V (het ontbreekt immers in de lijst van Hausman, o.c., 64-67, met de notarii die onder Adelbert van Saarbrücken, kanselier van rooms-koning Hendrik V, verantwoordelijk waren voor het schrift, dictaat of beide).
Deeters, Servatiusstift, 56 en 61-62, dateert het ontstaan van onderhavige oorkonde in de vroege twaalfde eeuw en volgt Niermeyer inzake de dictaatontleningen aan de hoger genoemde oorkonde voor Luik d.d. 23 december 1107. Zijns inziens zijn er inhoudelijk geen aanknopingspunten in de oorkonde van 1109 waaruit een datering voor de vervalsing kan worden opgemaakt. Hoewel hij de oorkonde beschouwt als een formele vervalsing, stemt de inhoud volgens hem overeen met een bestaande rechtstoestand.
Hackeng, Het middeleeuwse grondbezit, 310, neemt onderhavige oorkonde op als een falsum onder verwijzing naar Niermeyer, Van de Kieft en Böhmer. Onder verwijzing naar Deeters dateert hij het ontstaan in de twaalfde eeuw, uiterlijk in 1204.
Ons inziens is onderhavige oorkonde niet geredigeerd en/of geschreven in de kanselarij van Hendrik V, maar is dit een destinatarisuitvaardiging door het Sint-Servaaskapittel te Maastricht op basis van de oorkonde van rooms-koning Hendrik V d.d. 1107 december 23 voor de kanunniken te Luik. De afwijkende corroboratio ten opzichte van de Vorlage in onderhavige oorkonde, die juist opmerkelijke gelijkenis vertoont met die in de destinatarisoorkonde van het Sint-Servaaskapittel uit 1062, wijst ook naar een ontstaansmilieu binnen het kapittel. Een aantal uiterlijke kenmerken in onderhavige oorkonde is bevreemdend, maar niet doorslaggevend om deze oorkonde tot een falsum te bestempelen. De bijzondere positie van de signumregel, halverwege het perkament, kan mogelijk aan de destinataris worden toegeschreven. Ook in de oorkonde van Hendrik IV d.d. 1087 (zie Collectie Sint-Servaas, nr. 2), die eveneens een destinatarisuitvaardiging is, staat de signumregel halverwege de schrijfregel. Dat het zegel vervalst zou zijn, zoals Niermeyer veronderstelt, is niet te verifiëren vanwege de slechte materiële toestand. De slotregel in de datatio van onderhavige oorkonde ‘Data, actum feliciter in nomine Domini’, is exact gelijkluidend aan de slotregel in de vooroorkonde uit 1107, met dien verstande dat na ‘Data’ en ‘actum’ ruimte is opengelaten voor het toevoegen van de precieze dagtekening en de plaats van uitvaardiging. Blijkbaar is dit om onverklaarbare redenen over het hoofd gezien bij de recognoscering, signering en bezegeling. Tegen de inhoud van onderhavige oorkonde zijn geen bedenkingen geuit of kunnen geen bezwaren worden ingebracht. De zeer specifiek gedateerde ruil van twee hoeven door Hendrik IV lijkt bovendien zeer aannemelijk. Mogelijk is deze ruil niet beoorkond door Hendrik IV en heeft het Sint-Servaaskapittel de bevestiging van de rechtsregels door zijn opvolger, rooms-koning Hendrik V, aangegrepen om deze ruil schriftelijk vast te leggen.
Samenhang en tekstuitgave
In onderhavige oorkonde zijn tekstdelen ontleend aan de oorkonde van rooms-koning Hendrik V voor Luik d.d. 1107 december 23. Voor de tekst van deze oorkonde, zie Waitz, Urkunden zur Deutschen Verfassungsgeschichte, 18-25, nr. 7. De tekstdelen die aan deze vooroorkonde zijn ontleend, staan in een kleiner lettertype. Gewijzigde woordvolgorde is niet aangegeven. De passage onder paragraaf 4 is overgenomen in de bevestigingsoorkonde van keizer Frederik II, d.d. 1215 juli 28, zie Collectie Sint-Servaaskapittel, nr. 10. Voor het vidimus van rooms-koning Richard van Cornwall d.d. 1268 september 22, zie Collectie Sint-Servaaskapittel, nr. 28. De lacunes in A zijn aangevuld naar C.
partners
donors



.avif)





