Brief summary
Adelbert of Saffenberg and his son Adolf donated to Kloosterrade Abbey possessions in the land of Rode, including five farmsteads in Rode, tithes there and in the court of Spekholz, and possessions in Ahrweiler originating from Embrico and his father, two farmsteads in Crombach donated by Count Siegfried, and the domain of Koenraad in Morsbach, subject to the guardianship, by which they and Bishop Otbert of Liege granted the brothers the right to elect a superior, to baptise children of freemen, to admit them to communion and to bury them.
Latin text of the charter
In nomine sancte et individue Trinitatis.
Notum sit omnibus fidelibus tam futuris quam presentibus qualiter domnus Albertus de Saphemberch et filius eius Adolphus ad ęcclesiam in predio suo quod est Rode in honore Dei et beatę Marię sanctique archangeli Gabrielis sumptu ac labore pauperum ibidem commorantium constructam remiserunt et, prout firmius potuerunt, tradiderunt quicquid in eodem loco vel in aliis circumiacentibus sive remotis locis tenent possessionum, scilicet quinque mansos et quantum ipse domnus Albertus decimarum tenebat in eodem predio et curte sua Specholz, et quicquid in villa Arwilre et Gesenhoue tenebat frater Embrico et pater eius, et quicquid in Meischoze, Gisenrode, Asche, Degerenowa, Lantershobe, Hemmingeshobe, Nenterode, Burne, Immenrode, insuper duos mansos, quos palatinus comes Sigefridus eidem ęcclesię tradidit in Crumbenbach, et predium fratris Chunradi in Moresbrunno, tali ratione ut absque omni debito census et obsonii solam in his omnibus advocatiam ipsi et proximi heredes eorum retineant nullique posterorum suorum eam alia ratione relinquant, quam ut fratribus ibidem Deo famulantibus pro sola animarum suarum salute consulant eosque ab iniuria defendant, nihil in rebus ęcclesię exigentes nec aliquando ibi placitum tenentes aut peticionem facientes, nisi, si forte pro utilitate ęcclesię fratres eos invitare necesse habuerint, ad hoc solum tempus, si ita contingere potuerit, tercio denario contenti nihil requirant amplius. De cętero quantamcumque libertatem potuerunt tam ipsi quam Leodicensis episcopus domnus Otbertus eidem ęcclesię concesserunt, ita ut, si Deo auctore vel prepositura vel alio quolibet prioratu sublimari possit, sola electione fratrum promoveatur quicumque ipsis maxime idoneus videbitur. Isque solummodo curam fratrum de manu episcopi gratis et absque omni contradictione suscipiat. Nulli denique archidiacono, nulli dekano, excepto proprio suo dekano sive priori, rationem reddant de suo vel familię suę delicto. Oleum quoque et chrisma ab ipso Leodicensi episcopo quilibet fratrum accipiet in Pascha, a quo et potestatem habent recipiendi ad babtysmum et communionem et sepulturam liberorum hominum infantes, vel quicumque ab eis exigunt cum parochiani sui licentia.
Affuerunt in hac traditione et libertatis concessione Treuerorum archiepiscopus Brvno, Coloniensis archidiaconus et prepositus Iohannes, Leodicensis archidiaconus Alexander; capellani episcopi Wiricus, Lizelinus; Aquenses canonici Luibertus, Hartmannus; liberi homines comes Albertus de Noruenich et filius eius Adolphus, Godefridus de Kerda, Geueno de Bunna, Willelmus de Daleheim, Obertus, Luidolphus de Betenburn.
<Data est hęc cartula anno dominicę incarnationis millesimo C VIIIvo, indictione I, anno vero regni domni Heinrici quinti regis IIIo. Actum in ipso loco Rode, idibus decembris.>
Dutch translation
Adelbert van Saffenberg en zijn zoon Adolf hebben al wat zij bezitten te Rode of in andere rondomliggende of verder verwijderde plaatsen geschonken en overgedragen aan de kerk in zijn landgoed Rode, gebouwd ter ere van God, de heilige Maria en de aartsengel Gabriël, op kosten en door het werk van de armen die daar wonen, namelijk: vijf hoeven en zoveel tienden als Adelbert bezat in zijn landgoed Rode en zijn hof Spekholz, en ook wat broeder Embrico en zijn vader bezaten te Ahrweiler en Gisenhoven, evenals te Mayschoss, Gisenrode, Esch, Dernau, Lantershofen, Hemessen, Nentrode, Borr en Immenrode. Verder twee hoeven te Crombach die paltsgraaf Siegfried aan de kerk schonk, en het landgoed van broeder Koenraad te Morsbach. Zij hebben dit op zo’n manier gedaan dat zijzelf en hun naaste erfgenamen zonder enige cijnslast of heffing de enige voogdij over al deze bezittingen behouden en dat geen van hun nakomelingen die voogdij zal afstaan om een andere reden dan dat zij enkel voor hun zielenheil zorgdragen voor de broeders die daar God dienen en deze tegen onrecht verdedigen. En zij zullen niets in de zaken van de kerk opeisen en daar nooit een rechtszitting houden of een verzoek behandelen, tenzij de broeders het noodzakelijk achten om hen uit te nodigen ten bate van de kerk; en alleen op dat moment, indien het zou voorkomen, zullen zij niet meer vragen dan een derde penning. Voor het overige hebben zij en Otbert, bisschop van Luik, zoveel vrijheid als zij konden, overgedragen, zodat enkel door verkiezing van de broeders degene die zij het meest geschikt achten, met Gods wil tot de proosdij of enig prioraat kan worden verheven. Deze ontvangt enkel de zorg over de broeders uit de hand van de bisschop gratis en zonder tegenspraak. Geen enkele broeder zal verantwoording afleggen over een misstap van hemzelf of zijn familie aan de aartsdiaken of de deken, behalve aan zijn eigen deken of prior. Elke broeder zal met Pasen de olie en de zalving ontvangen van de bisschop van Luik van wie hij het recht heeft om kinderen van vrije mannen of van wie dit dan ook van hun vraagt met toestemming van zijn parochie, te ontvangen voor het doopsel, de communie en begrafenis.
Aanwezig waren: Bruno, aartsbisschop van Trier, Johannes, aartsdiaken en proost van Keulen, Alexander, aartsdiaken van Luik; Widerik, kapelaan van de (aarts)bisschop, Lizelinus, kapelaan van de (aarts)bisschop; Lubbert, kannunik van Aken, Hartman, kanunnik van Aken; de vrije mannen Adelbert, graaf van Nörvenich, en zijn zoon Adolf, Godfried van Kerda, Geveno van Bonn, Willem van Dalhem, Otbert, Ludolf van Bedburg.
<Gegeven en gedaan te Kloosterrade, op 13 december 1108>.
Nadere toelichting
Lees meerAdelbert van Saffenberg en zijn zoon Adolf doteren bezittingen in het land van Rode, waaronder vijf hoeve te Rode, tienden aldaar en in de hof Spekholz, bezittingen onder meer te Ahrweiler afkomstig van Embrico en diens vader, twee hoeve in Crombach geschonken door paltsgraaf Siegfried, en het domein van Koenraad in Morsbach, aan de abdij Kloosterrade, onder voorbehoud van de voogdij, waarbij zij en bisschop Otbert van Luik de broeders het recht verlenen een overste te kiezen, kinderen van vrije lieden te dopen, tot de communie toe te laten en te begraven.
Origineel
A. Maastricht, HCL, toegangsnr. 14.D004, archief abdij Kloosterrade, inv. nr. 673.
Uitgave
a. Polak en Dijkhof, Oorkondenboek Kloosterrade, 1-9, nr. 1, naar A.
Datering en echtheid
Voor de datering en de eventuele onechtheid van deze oorkonde, zie de uitgave van Polak en Dijkhof.
partners
donors